Nieuws
26
Subsidie veenweiden/overgangsgebieden N2000 gewijzigd
Het doel van de regeling is het ondersteunen van de transitie van de landbouw in en rond stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden en in veenweidegebieden. De regeling vergoedt de gederfde inkomsten en extra kosten van de agrarische bedrijfsvoering bij extensivering in en rond stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden en bij geringere drooglegging in veenweidegebieden. Subsidie kan worden aangevraagd voor activiteiten binnen de volgende onderdelen van de regeling:
- Oprichten samenwerkingsverband of opstellen gebiedsplan (categorie 1);
- Verhogen grondwaterstand in veenweidegebieden (categorie 2);
- Extensivering in overgangsgebieden N2000 (categorie 3);
- Verbetering watersysteem veenweidegebieden (categorie 4).
De belangrijkste wijzigingen zijn ten eerste dat in de volgende openstelling van categorie 3 naast extensivering van het melkveehouderijbedrijf ook extensivering van het akkerbouwbedrijf wordt meegenomen. Dit is omdat 40% van het landbouwareaal in en rond stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden niet bestaat uit graslandpercelen, maar percelen met andere akker- en tuinbouwgewassen.
Voor deelname van akkerbouwbedrijven aan extensivering in overgangsgebieden N2000 geldt het volgende:
- als basis bestaat minimaal 50% van het bouwland uit rustgewassen van de rustgewaspluslijst, omdat dit bijdraagt aan verbetering van de bodemkwaliteit en het vastleggen van koolstof in de minerale bodems. Bouwland is gedefinieerd als grond die voor de opengrondsteelten, anders dan blijvend grasland of blijvende teelt wordt gebruikt.
- de basis varianten voor bemesting zijn gemiddeld 150 kg stikstof per hectare landbouwareaal per bedrijf of gemiddeld 100 kg stikstof per hectare landbouwareaal per bedrijf. Dit bemesten kan met dierlijke mest, andere organische meststoffen of met kunstmest zijn, omdat vanwege de fosfaattoestand van de grond en bij een bepaald gewas dierlijke mest alleen niet zou passen.
- als extra optie kan een extensief akkerbouwbedrijf ook alleen biologische gewasbeschermingsmiddelen gebruiken en gewasbeschermingsmiddelen uit de inputlijst van biologische landbouw (Skal inputlijst).
Daarnaast zijn enkele vereisten die bij de eerste openstelling waren opgenomen als grond voor afwijzing van de aanvraag bij de categorieën 2 en 3 gewijzigd in subsidiabiliteitsvereisten. De reden hiervoor is dat het omstandigheden betreft die in de weg staan aan het verstrekken van een vergoeding, maar niet hoeven te leiden tot volledige afwijzing van de aanvraag van het samenwerkingsverband.
Aan de categorieën 2 en 3 worden verder de voorwaarden toegevoegd dat melkveehouderijbedrijven die meedoen met de maatregel extensivering minimaal 5% reductie van de gemiddelde stikstofdierexcretie en minimaal 10% reductie van de stikstofbemesting bereiken en akkerbouwbedrijven minimaal 10% reductie van de stikstofbemesting behalen ten opzichte van het referentiejaar. Dit is een aanscherping ten opzichte van de eerste openstelling. Deze voorwaarde is toegevoegd om te waarborgen dat alleen een vergoeding wordt uitgekeerd aan bedrijven die ook daadwerkelijk extra extensiveringsmaatregelen nemen.
In verband met de hiervoor genoemde reductievereisten op bedrijfsniveau is een meer specifieke regeling voor overmacht en uitzonderlijke omstandigheden toegevoegd. Bij de bepaling of aan de reductievereisten op bedrijfsniveau wordt voldaan wordt het jaar 2025 als referentie gebruikt. In geval van bijvoorbeeld een dierziekte in dat jaar is het mogelijk een jaar eerder als referentiejaar te gebruiken. Daarnaast is de subsidieverplichting dat twee weken voor aanvang van de beheermaatregel daarvan melding moet worden gemaakt, geschrapt.
Bij categorie 1 is verder de voorwaarde toegevoegd dat bij de vaststellingsaanvraag ook een factuur en betaalbewijs moeten worden verstrekt. Alleen kosten van derden voor het opstellen van het gebiedsplan komen bij deze categorie voor vergoeding in aanmerking. Bij deze categorie wordt na de verleningsbeschikking een voorschot verstrekt van 50%. Door het meesturen van de facturen en betaalbewijzen bij de vaststellingsaanvraag wordt aangetoond dat daadwerkelijk kosten zijn gemaakt voor het opstellen van het gebiedsplan door een externe partij.
Vervolg
In de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies zullen de specifieke subsidieplafonds en openstellingen voor de in deze regeling bedoelde subsidiemogelijkheden opgenomen worden. Naar verwachting zal dat een bedrag zijn van circa € 40 miljoen voor projecten in de veenweidegebieden (categorie 2), circa € 70 miljoen voor wat betreft de overgangsgebieden N2000 (categorie 3) en circa € 200.000 voor het opstellen van gebiedsplan en het oprichten van een samenwerkingsverband (categorie 1).
Contactgegevens
InnoFunding B.V.
Nieuwe Gracht 7
2011 NB Haarlem
Mail: info@innofunding.nl
