Cookievoorkeuren
InstellingenIk ga akkoord

Nieuws

sep
22

Vereenvoudiging en verduidelijking systematiek WBSO

Het kabinet heeft op Prinsjesdag voorgesteld om de afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk (de S&O-afdrachtvermindering, beter bekend als de WBSO) op een tweetal punten aan te passen.

Ten eerste wordt voorgesteld een aantal wijzigingen door te voeren om de aanvraag-, mededeling- en verrekensystematiek verder te vereenvoudigen. Daarnaast stelt het kabinet voor om te verduidelijken dat alleen kosten en uitgaven die aangevraagd zijn en waarvoor een S&O-afdrachtvermindering toegekend is, kunnen worden opgevoerd bij de mededeling.

Vereenvoudigingen aanvraag-, mededeling- en verrekensystematiek
In de in 2019 gepubliceerde WBSO-evaluatie is aanbevolen om de systematiek van indienen en toekennen van een S&O-aanvraag te vereenvoudigen en te verkorten. Naar aanleiding van deze aanbeveling zijn in 2020 al enkele wijzigingen in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) doorgevoerd. Om de aanvraagsystematiek verder te vereenvoudigen, stelt het kabinet nu voor om vanaf 2022 toe te staan dat in het geval meer dan één S&O-verklaring wordt aangevraagd en afgegeven, de periodes waarop S&O-verklaringen zien elkaar kunnen overlappen.

Met de voorgestelde wijziging wordt toegestaan dat een ondernemer vanaf 1 januari 2022 steeds een nieuwe S&O-aanvraag kan indienen die de eerstvolgende kalendermaand start, ook indien die kalendermaand reeds in een eerdere S&O-verklaring is opgenomen, met – net als nu het geval is – een maximum van vier aanvragen per kalenderjaar. Hierdoor kunnen ondernemers beter inspelen op nieuwe S&O-projecten en eerder extra verwachte uren, kosten of uitgaven voor reeds toegekende S&O-projecten opvoeren. Hierdoor wordt het voor de ondernemer mogelijk om in geval van een onverwachte gebeurtenis met veel impact op de uitvoering van zijn S&O-plannen in te spelen op deze gewijzigde situatie. Met het oog op de uitvoering door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) blijft in de voorgestelde systematiek ongewijzigd dat een S&O-verklaring ten minste drie kalendermaanden beslaat. Dat betekent dat een S&O-aanvraag met betrekking tot een kalenderjaar uiterlijk op 30 september van dat jaar moet zijn ingediend.

Verder stelt het kabinet voor om alle S&O-verklaringen voortaan betrekking te laten hebben op alle resterende kalendermaanden van een kalenderjaar. Met deze wijziging wordt het invullen van de mededeling, waarmee een S&O-inhoudingsplichtige binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar de daadwerkelijk gerealiseerde S&O-uren, kosten en uitgaven doorgeeft aan RVO, voor de S&O-inhoudingsplichtige en het controleren daarvan door RVO eenvoudiger. Als alle S&O-verklaringen betrekking hebben op het resterende kalenderjaar, hoeft er in de mededeling namelijk geen onderscheid meer gemaakt te worden tussen uren, kosten en uitgaven die betrekking hebben op de verschillende S&O-verklaringen, maar kan worden volstaan met een jaartotaal. Alle gemaakte uren, kosten en uitgaven kunnen daarbij in aanmerking worden genomen zolang ze het totaal van de aangevraagde uren, kosten en uitgaven dat in de verschillende S&O-verklaringen is toegekend, niet overschrijden. Daarbij blijft uiteraard wel gelden dat alleen uren, kosten en uitgaven in aanmerking mogen worden genomen die zijn gerealiseerd nadat deze zijn aangevraagd. Het moet immers om voorgenomen S&O-werk gaan.

Tot slot wordt met de wijziging voorgesteld om in de verrekening van de S&O-afdrachtvermindering meer flexibiliteit te bieden voor een S&O-inhoudingsplichtige. Het kabinet stelt voor om per 2022 toe te staan dat een S&O-inhoudingsplichtige voor elk aangiftetijdvak waarop een S&O-verklaring betrekking heeft, een door hemzelf te bepalen deel van het aan hem toegekende bedrag aan S&O-afdrachtvermindering in mindering kan brengen, tot maximaal de hoogte van de door hem in dat aangiftetijdvak verschuldigde loonheffing en voor zover dit deel niet reeds in een eerder aangiftetijdvak in aanmerking is genomen. Dit geeft een S&O-inhoudingsplichtige meer flexibiliteit en hierdoor kan hij de S&O-afdrachtvermindering ook sneller verrekenen.

Verduidelijking op te voeren kosten en uitgaven bij mededeling
Binnen de systematiek van de WVA dient een S&O-inhoudingsplichtige wanneer hij voor het opvoeren van kosten en uitgaven niet kiest voor toepassing van het forfait, maar voor toepassing van werkelijke kosten en uitgaven in zijn S&O-aanvraag een omschrijving en het bedrag van deze kosten en uitgaven op te nemen. RVO toetst vooraf of de in de S&O-aanvraag opgenomen verwachte kosten en uitgaven voldoen aan de eisen die de WVA daaraan stelt. Voor deze systematiek is bewust gekozen, omdat een S&O-inhoudingsplichtige hierdoor bij de afgifte van de S&O-verklaring al zekerheid krijgt over welke S&O werkzaamheden en daaraan gerelateerde kosten en uitgaven wel en welke niet in aanmerking komen voor S&O-afdrachtvermindering.

Beoogd is dan ook dat in de mededeling alleen bedragen worden opgevoerd voor kosten en uitgaven die zijn opgenomen in de S&O-aanvraag en in de op grond daarvan afgegeven S&O-verklaring. Bij een controlebezoek wordt door RVO (onder meer) nagegaan of de werkzaamheden waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven daadwerkelijk zijn uitgevoerd en of de kosten en uitgaven zoals opgenomen in de S&O-verklaring – voor zover deze ook in de mededeling zijn opgenomen – daadwerkelijk zijn gemaakt. Een herkwalificatie van het S&O-gehalte van de in de aanvraag vermelde werkzaamheden en van de dienstbaarheid van de in de aanvraag opgenomen kosten en uitgaven vindt hierbij niet plaats.

Een tussenuitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft aan het licht gebracht dat het wellicht onvoldoende duidelijk is dat in de mededeling alleen kosten en uitgaven kunnen worden opgevoerd die vooraf op basis van de aanvraag zijn goedgekeurd. Dit zou betekenen dat RVO bij de mededeling of bij een eventuele controle opnieuw zou moeten toetsen of de opgevoerde – maar niet aangevraagde – kosten en uitgaven voldoen aan de voorwaarden van de WVA. Dit past niet binnen de hiervoor geschetste systematiek van de WVA. Ook zou dit leiden tot extra uitvoeringslasten voor RVO.

Daarom stelt het kabinet voor te verduidelijken dat alleen kosten en uitgaven waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven opgevoerd kunnen worden in de mededeling, waardoor een correctie van de mededeling door RVO ook mogelijk is als andere kosten en uitgaven worden opgevoerd dan vooraf zijn aangevraagd. Alleen de aangevraagde kosten en uitgaven zijn immers vooraf getoetst op de voorwaarden van de WVA.

Zie ook: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2021/09/21/memorie-van-toelichting-overige-fiscale-maatregelen-2022

Terug naar overzicht